Mensen zijn spirituele wezens, zegt Jung. Hij noemt dat de religieuze functie. Psycholoog Abraham Maslow zegt iets soortgelijks, hij zegt dat religieuze behoeften diep in de menselijke natuur zijn geworteld. Spiritualiteit als belangrijke levensbehoefte…
Je kunt spiritualiteit zien als een besef dat er iets is dat het persoonlijke leven overstijgt. Een weten dat er meer is dan de materiële wereld. Iets mysterieus, waar we het fijne niet van weten, maar dat we wel ervaren. Het is een gevoel van verbondenheid. Spiritualiteit is voor iedereen anders en je kunt het niet voor een ander invullen, alleen voor jezelf. Het is dus absoluut niet dogmatisch!
Behoefte verdwijnt niet
Juist door de ervaring met dogmatische religie keren veel mensen zich af van religie en spiritualiteit. Toch betekent dat niet dat die innerlijke behoefte aan spiritualiteit ook verdwijnt. Als iemand die behoeften niet vervult door zich verbonden te voelen met iets groters, dan ligt het gevaar op de loer dat de religieuze functie zich richt op andere zaken.
Wetenschap als god
Op geld, wetenschap, economische groei, macht of status. Dat wordt dan onbewust gebombardeerd tot ‘god’. Alleen bevredigt dat nooit helemaal, waardoor het blijft knagen. En doordat het onbewust gebeurt, kan het zomaar verworden tot een dogma. Dat zien we bijvoorbeeld in onze tijd in het onwrikbare geloof in de wetenschap. ‘Wetenschappelijk bewezen’ heeft bijna een goddelijke status gekregen.
Vervulling
Wanneer het mysterie, de verbondenheid met iets groters, wél een plek heeft in ons leven, ervaren we vervulling, omdat aan onze spirituele behoeften wordt voldaan. Hoe ga jij om met deze levensbehoefte? Probeer je hem te sussen met een surrogaat of ga je voor de real deal?