Er waren eens een zeeman, een filosoof en een uil. Ze zaten op een bankje en keken uit over de rivier waar de schepen elkaar passeerden.
‘Wat varen die schepen toch snel’, bromde de filosoof. ‘Ze verstoren mijn gedachten. Net als ik wat moois denk, schiet het weer weg. Die boten halen me uit m’n concentratie. Ik heb al mijn denkkracht nodig voor het peinzen over nieuwe dingen en oude zaken in een nieuw jasje. Als er zo’n scheepstoeter gaat, schrik ik zo dat ik mijn ingenieuze gedachtegang meteen kwijt ben. Zie dat dan nog maar eens terug te halen.’
Eigen kompas vertrouwen
‘Ach wat’, zei de verweerde schipper, ‘je zou beter een voorbeeld kunnen nemen aan die schepen en hun kapiteins in plaats van er over te klagen. Wist je wel dat de schipper zijn schip op koers houdt dankzij zijn kennis en ervaring? Dat is een hele prestatie. Hij kent de lucht en het water en de wal. Hij is één met het schip en zo stuurt hij het over bekende en onbekende waterwegen. De schipper weet dat hij de enige is die zijn schip kent zoals hij, hij alleen kan de koers van het schip bepalen. De schipper geniet van de zeewind door zijn haar en het water om hem heen. Hij is alleen met de elementen en moet wel bij zichzelf te rade gaan. Dat maakt hem niet bang, maar trots en eigenzinnig. Hij vertrouwt op zijn eigen kompas. Er zouden meer schippers moeten zijn op de wereld…’
De uil oehoede even alsof hij zijn keel schraapte. De filosoof en de zeeman keken op. Wat had de uil hierover te zeggen? Hij was niet echt het watertype tenslotte, nog minder dan de filosoof, en spreidde liever zijn vleugels in de lucht.
Meelopers
‘Voor mij is het water hetzelfde als de lucht. Het zijn beide eindeloze vlaktes waarin we ons bewegen. Of we mens zijn of schip of mens op een schip. We moeten allemaal onze eigen reis maken, hoewel sommigen liever met een ander meelopen. Zij weten niets af van hun eigen koers, maar overstemmen hun intuïtie met gebrabbel over alledaagse zaken. Ze gebruiken hun denkkracht niet om de juiste gedachten te denken. Het lijkt alsof ze rechtdoor lopen, maar eigenlijk dwalen ze rond in een labyrint zonder het zelf te weten. Het stemmetje dat ze waarschuwt vertrappen ze met geschreeuw. Ze durven geen keuzes te maken.
Luisteren naar binnen
Pas als ze naar binnen keren om hun eigen stem te leren kennen die diep in hen leeft, pas als ze hun eigen gedachten leren begroeten, dan kunnen ze op weg gaan naar hun bestemming. Dan gebruiken ze hun denkkracht om kapitein te zijn van hun eigen leven.’ De uil had gesproken. Hij spreidde zijn vleugels, nam een hupje en vloog weg met trage slagen.